De bosanemoon (“Anemone nemorosa”) is een voorjaarsbloeier die rond deze tijd – in maart en april – opduikt in loofbossen. Ze houden van humusrijke grond en vormen prachtige witte tapijten. Eens de bomen hun bladerdak volledig terug hebben, deemsteren ze weg omdat ze van licht houden. Hun verblijfplaats in het (donker wordende) bos is de oorzaak dat ze tegen einde mei uitgebloeid zijn. In Vlaanderen worden bosanemonen ook “rappebloemen” genoemd, omdat ze rap (snel) uitgebloeid zijn.
De wetenschappelijke naam “Nemorasa” betekent “in het bos”, opnieuw een verwijzing naar hun habitat. “Anemos” is Grieks en betekent “wind”. De associatie met de wind komt uit de mythologie: Anemone was volgens de overlevering een mooie, jonge vrouw uit de hofhouding van de god van de Westenwind, Zefirus. Ondanks zijn huwelijk met Flora – godin van de lente en van de bloemen – bleef Zefirus niet ongevoelig voor de charmes van Anemone. Flora kon dit maar matig appreciëren en veranderde Anemone in een bloem die zo kort zou bloeien dat ze niemand zou opvallen. Als de wind – zeker als het Westenwind is – door de blaadjes en bloemen van de bosanemonen waait, is het Zefirus die zijn muze zachtjes streelt. Mooi toch?
De bosanemoon hoort bij de familie van de ranonkelachtigen, net als de dotterbloem. Voortplanting gaat (voornamelijk) via de wortelstokken, die vlak onder de oppervlakte liggen. Net als de dotterbloem is de bosanemoon licht giftig. Her en der is er een medische toepassing in het verleden of homeopathie, maar dus een duidelijk advies: niet eten of drinken.