Ga naar de inhoud
kaneel

De geneeskrachtige eigenschappen van kaneel

Kaneel (Latijn: Cinnamomum Verum) is een aromatisch kruid afkomstig van de binnenbast van de kaneelboom. Het woord ‘kaneel’ heeft zelfs een betekenis die nauw samenhangt met zijn heerlijke aroma: het is afgeleid van het Latijnse woord ‘canella’, wat ‘buisje’ of ‘stokje’ betekent, verwijzend naar de karakteristieke gerolde vorm van kaneelstokjes.

De kaneelboom is inheems in delen van Azië, met name Sri Lanka en India, en heeft door de eeuwen heen zijn weg gevonden naar culinaire en geneeskundige toepassingen wereldwijd. Kaneel zoals wij dat kennen is een kruid dat wordt gewonnen uit de binnenbast van de kaneelboom. Het wordt veel gebruikt als specerij in voedselbereiding en bakken vanwege de kenmerkende smaak en aroma.

In de kruidengeneeskunde heeft kaneel een opmerkelijke geschiedenis. Het staat bekend om de ontstekingsremmende en antibacteriële eigenschappen, evenals het vermogen om de bloedsuikerspiegel te (helpen) reguleren. Traditioneel werd kaneel gebruikt als een natuurlijke remedie om spijsverteringsproblemen te verlichten, zoals winderigheid en een opgeblazen gevoel.

Kaneel heeft zelfs zijn plaats in de moderne wetenschap gevonden. Studies hebben aangetoond dat bepaalde verbindingen in kaneel kunnen helpen bij het verminderen van ontstekingen in het lichaam en het verbeteren van de gevoeligheid voor insuline, wat gunstig kan zijn voor mensen met diabetes.

Naast de geneeskrachtige eigenschappen is kaneel natuurlijk vooral een geliefd kruid in de keuken vanwege de zoete, warme en kruidige smaak. Het wordt vaak gebruikt in zoete gerechten zoals gebak, ontbijtgranen en desserts, maar het kan ook verrassend goed samengaan met hartige gerechten zoals stoofschotels en curry’s.